
Jurisprudentie
AQ9907
Datum uitspraak2004-08-30
Datum gepubliceerd2004-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406047/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406047/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 9 juni 2004, kenmerk SOG 2004-19068, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder krachtens artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) aan “McDonald’s restaurant Maastricht Wijck” nadere eisen opgelegd met betrekking tot de horeca-inrichting op het perceel Wycker Brugstraat 16 te Maastricht.
Uitspraak
a200406047/1.
Datum uitspraak: 30 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap "Vesuvius Wijck B.V.", gevestigd te Maastricht,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2004, kenmerk SOG 2004-19068, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder krachtens artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) aan “McDonald’s restaurant Maastricht Wijck” nadere eisen opgelegd met betrekking tot de horeca-inrichting op het perceel Wycker Brugstraat 16 te Maastricht.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 21 juli 2004, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 augustus 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, en R.T. Allan, C.M.M. Jongen en R.J.H. Poppelier, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F.H.P. Konings en ing. G. van den Hove, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bezwaar van verzoekster is gericht tegen de bij het bestreden besluit opgelegde nadere eis onder 1. Deze nadere eis strekt ertoe dat, in afwijking van het gestelde in voorschrift 1.1.1. van de bijlage bij het Besluit, het equivalente geluidniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, ter plaatse van woningen van derden aan de achterzijde van het horecabedrijf niet meer mag bedragen dan 45, 40 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.2. De Voorzitter overweegt dat verweerder ter zitting heeft toegezegd niet eerder tot eventuele handhaving van de nadere eis te zullen overgaan, dan nadat op het bezwaar tegen het besluit van 9 juni 2004 is beslist en dat besluit onherroepelijk is geworden. Gelet hierop is de Voorzitter dan ook van oordeel dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek komt daarom niet voor inwilliging in aanmerking.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2004
159-443.